Nieuwe bedrijfsnaam, dezelfde ambitie. Bekijk waarom we voor deze stap hebben gekozen.

Snel naar

Wanneer is een bodemonderzoek verplicht bij het gebruik van grond voor het inkuilen?

Voordat je grond gebruikt voor het afdekken van kuilen, zijn er strikte regels vanuit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) waar je rekening mee moet houden. Ontdek wanneer bodemonderzoek verplicht is, welke uitzonderingen er gelden en hoe je voldoet aan de wettelijke eisen voor het opslaan en graven van grond.

Marilein Erens

Marilein Erens

Categorie
Milieu

Tags
bodemonderzoek

 

Bodemonderzoek bij het gebruik van grond voor het inkuilen.

Bij het afgraven van meer dan 25 m3 grond, van eigen land, voor het afdekken van de kuilen gelden de regels voor het vooronderzoek bodem zoals gesteld in § 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna Bal). In deze paragraaf staat dat bij het verrichten van deze activiteit moet worden voldaan aan de regels over het voorafgaand bodemonderzoek.

Bij het gebruik van grond voor het afdekken van kuilen zijn de milieubelastende activiteiten (hierna: MBA) ‘graven in de bodem’ en ‘opslaan van grond’ van toepassing. Wanneer de grond afkomstig is van eigen land en het volume meer dan 25 m³ bedraagt, valt deze activiteit onder § 3.2.21 of § 3.2.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal):

In bijlage IIA van het Bal zijn de interventiewaarden van verschillende stoffen in de bodem opgenomen.

Deze indeling bepaalt welke regels voor het bodemonderzoek gelden en of aanvullende maatregelen nodig zijn.

Volgens § 3.2.21 van het Bal wordt verwezen naar de algemene regels onder § 4.119 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit).

Vooronderzoek bodem

Op basis van § 5.2.2, artikel 5.7a is het verplicht om voorafgaand aan het graven een vooronderzoek bodem uit te voeren. Dit onderzoek moet voldoen aan de NEN 5725-norm en omvat onder andere een beoordeling van:

    • De bodemopbouw

    • De grondwaterstand

    • Bebouwing

    • Bodembedreigende activiteiten uit het verleden, heden en toekomst

Als uit het vooronderzoek een verdenking van bodemverontreiniging naar voren komt, is een verkennend bodemonderzoek verplicht (artikel 5.7b van het Bal). Het verkennend onderzoek moet voldoen aan de NEN 5740-norm en stelt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast.

Nader bodemonderzoek

Wanneer uit het verkennend onderzoek blijkt dat het noodzakelijk is om de verontreiniging verder in kaart te brengen, moet een nader bodemonderzoek worden uitgevoerd (artikel 5.7d van het Bal). Dit onderzoek moet voldoen aan de NTA 5755-norm. Tijdens het nader bodemonderzoek worden:

in kaart gebracht.

Kleinschalig graven en opslaan van grond

Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt deze activiteit onder § 22.3.7.2 ‘Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit’ van het Omgevingsplan. Bij de MBA ‘graven in de bodem’ mag de grond gedurende maximaal 8 weken op locatie worden opgeslagen. Wordt de grond langer dan 8 weken opgeslagen of komt de grond van een andere locatie, dan valt dit onder de MBA ‘Opslaan van grond of baggerspecie’ (§ 3.2.24 van het Bal).

In § 4.122 staan de algemene regels voor deze MBA. Volgens artikel 4.1250 moet een eindonderzoek bodem worden uitgevoerd (zoals bedoeld in § 5.2.1) wanneer de opgeslagen grond van kwaliteitsklasse wonen of industrie is.

Bij het graven van meer dan 25 m³ voor het opslaan van kuilvoer moet worden voldaan aan § 3.2.21 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit) of § 3.2.22 (Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit). In beide gevallen is een voorafgaand bodemonderzoek verplicht. Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt dit onder § 22.3.7.2 van het Omgevingsplan.

Wanneer de MBA ‘Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit’ van toepassing is, wordt vanuit § 3.2.22 van het Bal verwezen naar de algemene regels onder § 4.120.

De gemeente kan in het Omgevingsplan:

Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt deze activiteit onder § 22.3.7.2 (Kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit) van het Omgevingsplan.

‘Opslaan van grond of baggerspecie’ § 3.2.24 in het Bal:

In § 4.122 staan de algemene regels voor deze MBA. Volgens artikel 4.1250 moet een eindonderzoek bodem worden uitgevoerd (zoals bedoeld in § 5.2.1) wanneer de opgeslagen grond van kwaliteitsklasse wonen of industrie is.

Bij het graven van meer dan 25 m³ voor het opslaan van kuilvoer moet worden voldaan aan § 3.2.21 (Graven in bodem met een kwaliteit onder of gelijk aan de interventiewaarde bodemkwaliteit) of § 3.2.22 (Graven in bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit). In beide gevallen is een voorafgaand bodemonderzoek verplicht. Wanneer het graafvolume kleiner dan of gelijk is aan 25 m³ en de bodem boven de interventiewaarde bodemkwaliteit is, valt dit onder § 22.3.7.2 van het Omgevingsplan.

Bronnen

Lees verder